Mensen kunnen soms gek worden van de interne druk die ze ervaren. Druk in hun hoofd, door de wirwar aan gedachten die zij creëren. Door een structureel overschot aan zaken die ze van zichzelf moeten. Constant is er dat gevoel van dat er iets af moet, dat ze iets vooral niet moeten vergeten, iets dat belangrijk is. Het geheugen draait op volle toeren, want al die zaken moeten wel onthouden worden. Plannen zou eigenlijk een hulpmiddel bij uitstek zijn. Maar juist deze druktemakers doen dat vaak niet, of half, want plannen kost ook tijd. In de tijd dat je die dingen opschrijft in je planningssysteem had je ook iets nog belangrijkers kunnen doen.
Denken ze. Dus doen ze het niet en onthouden ze het wel. Althans, dat denken ze. Onze hersens houden onszelf kennelijk graag voor de gek. De werkelijkheid is dat er een vicieuze cirkel ontstaat. De innerlijke druk neemt steeds meer toe. Gaandeweg blijkt dat het onthouden van alle actiepunten op het ingebeelde lijstje niet lukt. Het gevoel over urgentie doet mee in deze innerlijke druk. Alles lijkt belangrijk. Waar begin je het eerst aan?
De hoeveelheid, de beleving van de verscheidenheid aan prioriteiten en de mate van overzicht dat zij op het geheel kunnen houden leveren een immense druk op. Wat zou die doen met de kwaliteit van de taken die moeten worden opgeleverd. Of het voltooien van een actiepunt dan ook nog een genotsfactor oplevert is zeer de vraag. Ook het vermogen om daarvan te kunnen genieten neemt recht evenredig af met die werkdruk.
En dan zijn er ook nog die voortdurende innerlijke stoorzendertjes die in dit proces van invloed zijn. Kleine of grote irritaties, zoals dingen die allang opgepakt hadden moeten worden. Gevoed door uitstelgedrag, gelegitimeerd met argumenten als: dat heeft nu even geen prioriteit, als ik het dan en dan doe is de kans dat het lukt beter, enz. De irritaties nemen toe door het ophopen van dit soort stoorelementen. En erger: het eigen uitstel gedrag wordt aan dit rijtje toegevoegd. Een persoonlijk ‘niet oké’ gevoel levert vervolgens een voortdurend onbehagen op. En dan zijn er ook nog de ophopende externe irritaties. Bijvoorbeeld niet teruggebeld worden, of het uitblijven van een reactie van een klant of relatie. Het stilzwijgen van die anderen levert spanning op met de gekoesterde verwachtingen over die persoon. Reciprociteit wordt getoetst en o wee als de balans van geven en nemen uit het lood schiet.
Deze combinatie van tijdsdruk levert uiteindelijk signalen op die voor de meesten aanleiding zou moeten zijn om aan vakantie te gaan denken. Maar vakantie kost ook tijd, vraagt ook om planning en in die tijd kun nauwelijks aan de actielijst worden gewerkt. Het voordeel is wel dat vakantie de hersens rust geeft. Het gejaagde gevoel wordt geluwd. Bij sommigen duurt zoiets soms wel een week, maar dat moment komt. Mits de vakantie lang genoeg duurt. Na de vakantie is dan de vraag hoe dat relaxte gevoel kan worden vastgehouden. Of levert vakantie uiteindelijk ook stress op, zij het in een andere vorm, die de behoefte weer opwekt om snel aan de slag te gaan? Tjee wat hebben wij veel cirkels te doorbreken.
Is dit plaatje herkenbaar voor je? Laat het me weten en deel je ervaringen. Heb je een oplossing? Ik ben benieuwd. Hoop dat je tijd hebt om te reageren.